zaterdag 24 december 2022

Moona en de bomen

 

Boven op de berg

Staan voor herberg ‘Het verlangen’

Een man en een vrouw

Met tranen op hun wangen

En geluk in hun handen

Dat daar na al te vele

En al te lange nachten van wachten

eindelijk wist in te belanden.


Het geluk, een kind,

Dat bij het geboren worden

Een nieuwe wereld vindt

Kijkt haar beide ouders aan

En bij het milde en heldere licht van de maan

Geven zij  haar de naam waarmee

Zij De nieuwe wereld die wacht

Tegemoet kan gaan.

Moona Muze met een zachte zucht er achteraan.


Maar die zucht vlucht

Mee met de wind

En vertelt de bomen rondom

Over het kind dat herberg Het verlangen

Na jaren van ongeduld omtovert tot

Tot herberg vervuld.

En de bomen juichen, buigen

Hun takken als welkome armen

En verwarmen de koude novembernacht


En nemen haar eerste huilen

Op in hun bladeren, in hun aderen

Waarin haar stem zich de volgende

Jaren nestelen zal. Het is geen kind zoals

Alle anderen. En ja de bomen weten dat al.


Daar Boven op de berg

-en dat is niet erg-

Leven ze alleen met hun drietjes

In de herberg Tussen de bomen, het hoge gras

En vergeet-me-nietjes.


Moona Muze is als lente

Bloeit en groeit uit tot een contente meid

Die zich in niets onderscheidt

Van enig ander kind dat in alle vrijheid

De weg naar zichzelf zoekt en die ook vindt.

Ze leert zichzelf lezen en ontdekt

Wat mensen liefhebben en hoe ze vrezen

Door fout te kiezen dat liefhebben ook weer te verliezen.


Gezeten tussen de bomen leest ze hen voor

En de bomen zijn één en al oor voor de verhalen

Die hen laten dwalen naar waar ze zelf nooit kunnen komen.

De treurwilg laat zijn takken dan altijd wat dieper zakken en

De sterke berk vraagt steeds weer naar dat liedje

Over die gekke jongen met zijn boek vol zilverwerk.


En op hun beurt vertellen de bomen haar

wat de wind brengt vanuit het warme zuiden

en welke nieuwe geluiden de wereld in brand zetten

of de mensen beletten zorg voor zichzelf te dragen.

Want, zoals ooit een man zong, geeft de wind

antwoord op alle vragen.


Zo luistert Moona Muze gans haar jonge leven

Dankzij een uitzonderlijk gift  haar gegeven

naar het fluisteren van de bladeren.


Maar nu bij het naderen van haar 12de verjaardag

Wil ze op zoek naar de wereld die ze nog nooit zag.

Wil ze de berg en de bomen verlaten want door te

Praten met bomen zijn nog nooit dromen uitgekomen.

En bovenal lokt het dal.


Ze vertelt het haar ouders

Die met hun hoofd wat dieper tussen schouders

Aanhoren hoe hun kind dat in hun ogen nog maar net lijkt

Geboren alweer vraagt om extra los te laten. Haar ouders

Zijn ook maar mensen die vergaten dat er zonder

Weggaan geen thuiskomen bestaat. 

En Moona Muze,

Zoals ik het zie de meest wijze van de drie, geeft hen een goede raad.

Ik wil dat als je me mist dat je dan met de bomen praat.

Zij zullen me vinden waar ik ook ben. We zijn met de wind

Verbonden en ik ben een van hen.


Dan knipoogt ze nog een keer naar die bomen

En terwijl bij de ouders de tranen al stromen

Hoort ze in het ruisen van de berk.

Ga maar Moona Muze, geloof in jezelf

Want je hart is groot en je wortels zijn sterk.