zaterdag 2 juni 2018

De storm

1.

De avond struikelt 
over de dag 
en valt zoals verwacht
 in de armen van de nacht. 
De zon zindert nog even na
 in de bakstenen muren 
en de huid van de mensen 
die wensen dat hun zomer
 blijft duren. 
Maar in de lucht pakken wolken 
samen als watten vol water
 die later open zullen spatten
 en rivieren doen kolken. 
Een man sluit de ramen, 
denkt aan de namen 
van hen die die ene nacht 
nooit meer te boven kwamen. 
Een traan volgt 
de rimpels in zijn gelaat, 
gelooid door weer en wind 
en verdriet zo kwistig gestrooid 
dat het in beide ogen 
te lezen staat. 
Hij zucht de warmte uit zijn mond,
  het lagedrukgebied uit zijn hart 
en aanschouwt de lucht 
die woest vervormt en stilaan klaar
 is voor de start. 
Samen met een voorgevoel 
zakt hij in zijn schommelstoel en staart. 
Hoopt dat de hemel 
tegen beter weten in 
alsnog open klaart.

2.

De man ontdoet zich van zijn laarzen, 
ontsteekt kaarsen en luistert. 
Iets huist er in zijn borst en wil eruit. 
Voorlopig gelukkig nog 
zonder geluid. Buiten wacht 
een jong meisje op de genadige regen 
als de zegen Gods 
wanneer plots de lucht kraakt 
en een wolk breekt. 
Het meisje smaakt 
het genot te worden doorweekt
 en overspoeld door overvloed 
die enkel voor haar lijkt bedoelt. 
Ze likt de druppels 
 van haar lippen, 
laat haar voeten 
uit haar schoenen glippen 
en danst. Walst van plas tot plas
 en beseft veel te laat pas
 hoe het genot haar blik 
op de zaak vervalst. 
De hele hemel lijkt nu te breken, 
vult de beken tot het water 
hen aan de lippen staat 
en extase bij het meisje
 in angst omslaat. 
Ze huilt en rent, 
neemt een weg 
die ze niet kent 
in de hoop dat daar 
de redding schuilt. 
Verderop is de man 
achter zijn raam 
recht gaan staan en voelt: 
er komt, alweer, een meisje aan. 
In zijn borst breekt uit zijn hart 
vanonder een korst 
een oude pijn naar buiten. 
Een pijn die zich op laat sluiten 
tot een meisje om hulp vraagt 
en zo de oude wonde
 weer open knaagt. 
Bij de volgende bliksemschicht 
trekt een grimas
 over zijn aangezicht en 
zucht hij zacht: 
Ik wil dat dit voor altijd stopt. 
Hij wacht en wacht. Dan wordt 
onder hem op de deur geklopt.